Pagina's

Totaal aantal pageviews

zaterdag 5 november 2011

Muzikale improvisatie vroeger en nu

Als we het over belangrijke personen in de klassieke muziek hebben denken we het meestal aan componisten. We staan er niet altijd bij stil dat Bach, Mozart, Beethoven in hun tijd naast componist juist ook beroemde vertolkers waren. Dat we het nu over de componist Beethoven hebben is niet zo vreemd als we bedenken dat er van de vertolkingen niets bewaard is gebleven, geen opnames, alleen getuigenissen op papier, en partituren. En die partituren zijn niet altijd het resultaat van doorwrochte studeerkameroverpeinzingen. Ze kunnen ook een weerslag zijn van improvisaties, van ter plekke bedachte en uitgevoerde muziek. Zoals we nu vooral gewend zijn van jazzmusici.
Zo had Beethoven in 1808 geen tijd meer om een intro te componeren voor zijn Koraal Fantasie. Tijdens de premiere ging hij gewoon achter de piano zitten en schudde een intro uit zijn mouw. En daarvoor was Bach ook al gewend om te improviseren tijdens kerkdiensten. Ook de drijfveer om te imponeren op het podium zetten componisten als Beethoven, Mozart, Liszt, Chopin aan tot muzikale improvisatie. Dat hield niet in dat ogenschijnlijk spontane muzikale uitingen altijd gebaseerd waren op ter plekke ingegeven muzikale ideeen.
Pianisten als Chopin en Schumann waren ook in de studeerkamer minitieus bezig met het uitwerken en op papier zetten van muzikale ingevingen. Tijdens de romantiek begon die vruchtbare band vertolker componist, verenigd in één persoon minder voor de hand worden.
Dirigenten waren aanvankelijk ook bekend als componist.

Mozart dirigeerde en speelde zijn pianoconcerten tegelijkertijd, en Mahler was zowel dirigent als componist, maar latere dirigenten van het klassieke orkestrepertoire legden zich uitsluitend op het vak van dirigeren toe, uitzonderingen als Leonard Bernstein nagelaten. En in het streven dicht bij de bedoelingen van de componist te blijven horen we in de uitvoering van klassieke werken nooit iemand improviseren. Zelfs in de cadenzen van piano- of vioolconcerten, het moment bij uitstek voor improvisatie, grijpt de solist vaak terug op vastgelegde bestaande improvisaties.
Het vermogen om te improviseren op een melodie, op een thema, vraagt van de muzikant tegelijkertijd fantasie en discipline en de bereidheid om daarin te communiceren met het luisterende publiek. Als jazzpianist Oscar Peterson in 1800 had geleefd, dan zou zijn nalatenschap waarschijnlijk louter uit bladmuziekuitgaven hebben bestaan. Improvisaties van hedendaagse jazzmusici vastleggen in bladmuziek heeft iets tegenstrijdigs in de zin dat je tijdens een uitvoering nooit precies reeds uitgevoerde improvisatie exact gaat imiteren. Dat is vaak ook bijna onmogelijk. Wel hoor je jazzmusici soms bestaande improvisaties van collega muzikanten citeren. In de solos van saxofoniste Candy Dulfer hoor je vaak muziek van John Coltrane terug.
Hier een opname van het trio van Bud Powell improviserend op het nummer 'Anthropology':

Klik op onderstaande afbeelding om bladmuziek van Anthroplogy met het thema en bijbehorende accoorden leesbaar te maken:
Bibliotheek Rotterdam beschikt over een groot aantal uitgaven van genoteerde uitgaven van zowel cadenzen van viool en pianoconcerten als jazzsolo’s van bekende jazzmusici, voor gitaar, piano, saxofoon, klarinet, trompet, trombone.
Deze transcripties kunnen, naast het beluisteren van opnamen, voor muzikanten van nu prima als inspiratiebron dienen om te leren improviseren en een eigen stijl daarin te ontwikkelen.

Een paar voorbeelden uit de collectie van Bibliotheek Rotterdam:
- Een bizondere uitgave is de serie met improvisaties van saxofonist John Coltrane: “The Works of J.C.” Bijna een must voor iedereen die wil leren improviseren in jazz is het boek van Hal Garper, 'Forward motion: from Bach to bebop: a corrective approach to jazz phrasing
- Keith Jarrett : The Köln Concert , het hele concert uitgeschreven in noten. De cdopname is te leen bij de Centrale Discotheek Rotterdam. Luister naar een kort fragment: